Bij het schrijven van teksten is het verstandig om rekening te houden met het taalniveau van de doelgroep. Ik ga je deze keer uitleggen wat de taalniveaus inhouden. In deel 8 van ‘Krab achter je oren’ schreef ik het rekening houden met deze niveaus namelijk als één van de 10 tips voor je. Naar aanleiding van vragen van lezers ga ik dit uitleggen.
In Nederland heeft men onderscheid gemaakt in 6 taalniveaus: van gemakkelijk naar moeilijk zijn dat: A1, A2, B1, B2, C1, C2. Iemand met hoogste taalniveau (C2) kan alle teksten lezen en begrijpen. Iemand met taalniveau B1 kan teksten lezen en begrijpen van dat niveau en de onderliggende niveaus; dus het eigen niveau B1, en de onderliggende niveaus A2 en A1.
Wat begrijpt iemand met een bepaald taalniveau?
Niveau A1: bekende woorden/namen en korte, zeer eenvoudige zinnen en mededelingen.
Niveau A2: korte zinnen over bekende onderwerpen. (Dit is het inburgeringsniveau).
Niveau B1: feitelijke teksten uit eigen werk- of leefomgeving.
Niveau B2: vele teksten uit hun eigen interesse of vakgebied. Begrip van specialistische teksten bij voldoende kennis op dat gebied.
Niveau C1: begrijpt tot in detail lange, complexe teksten. Ook specialistische thema’s en lange technische instructies buiten het eigen vakterrein.
Niveau C2: alle teksten. Ook teksten met vaktermen, metaforen en zeer abstracte taal.
In percentages uitgedrukt heeft onze Nederlandse bevolking de volgende taalniveaus:
Niveau A1: 5%
Niveau A2: 15%
Niveau B1: 40%
Niveau B2: 25%
Niveau C1: 10%
Niveau C2: 5%
Zoals je ziet hebben de meeste mensen een B1 taalniveau. Als je tekst schrijft op dit niveau is dat te begrijpen voor ongeveer 80% van de bevolking.
Wil je tips over het schrijven van een tekst op B1 niveau? Die geef ik je volgende week in deel 11 van ‘Krab achter je oren’. Klik hier om je aan te melden en je krijgt een mailtje als deze online staat.
Hartelijke groet,