In de hoop dat deze spellingfouten ooit verdwijnen, geef ik er deze week drie aan jullie mee over bezittelijke voornaamwoorden.
1.‘Hun hebben’, waar het moet zijn: ‘Zij hebben’. Misschien is het Westfriese** spreektaal, maar ‘hun’ is een bezittelijk voornaamwoord. Dus: het is hun fiets, hun moeder, hun laptop. ZIJ HEBBEN een fiets. ‘Zij’ is derde persoon meervoud.
2. ‘Me’ als er ‘mijn’ moet staan. ‘Mijn’ schrijf je als het gaat over bezit. Het is MIJN moeder, MIJN fiets, MIJN laptop. Je mag er ook m’n van maken als je het toch wilt afkorten. ‘Me’ schrijf je als je het over jezelf hebt: Ik kan ME vergissen. Ik voel ME niet lekker. Ik schaam ME.
3. Jou en jouw. Ook hier gaat het om bezit. Het is JOUW moeder , JOUW fiets, en JOUW laptop. De ‘W’ mag je weglaten als je vraagt: “Hoe gaat het met jou?” De ‘W’ komt er bij als je vraagt: “Hoe gaat het met JOUW moeder?” “Ik zal JOU nooit vergeten.” “Ik zal JOUW brieven nooit vergeten” “Het is JOUW fiets.” “Die fiets is van JOU”. Dus ‘Ik houd van JOU’ en ‘Ik houd van JOUW zelfgemaakte appeltaart’.
Heb je vragen? Wil je meer van deze tips? Laat het dan weten via de Contactpagina en schrijf je in voor Nieuws & Tips. Ook als ik naar jouw mening te ‘juffig’ doe, hoor ik het graag!
**De spellingcontrole geeft aan West-Fries. Maar ik houd het advies van het Westfries genootschap aan, dat geen verwarring wil met het westelijke gedeelte van de provincie Friesland.
Tot volgende week!
Hartelijke groet,