Eerder gaf ik je spellingstips in deel:
– 21: de basis van werkwoordspelling –d, –t ,–dt.
– 22: de basis van werkwoordspelling 2: –de / -te over spelling van de verleden tijd.
Als aanvulling hierop vertel ik je nu over het voltooid deelwoord.
Het voltooid deelwoord:
– gebruik je als iets al klaar is. Het is al geweest.
– het begint vaak met ge-. Maar kan ook met be-, ver-, her-, ont- geschreven worden.
– heeft altijd een hulpwerkwoord, zoals: worden, hebben of zijn.
Voorbeelden:
- Ik heb een sollicitatiebrief geschreven. (Het schrijven is al klaar, begint met ge- en hulpwerkwoord is hebben).
- Ik heb een foto aan mijn CV toegevoegd. (Het toevoegen is klaar, heeft ge- in het woord en hulpwerkwoord is hebben).
- Ik ben uitgenodigd voor een sollicitatie gesprek. (Het uitnodigen is al klaar, heeft ge- in het woord en hulpwerkwoord is zijn).
Sterke werkwoorden (weet je nog, die hebben de kracht om te veranderen; zoals lopen –>liepen) krijgen vaak alleen –en erachter. Wij hebben gelopen, geschreven, onthouden, vergeten, gesproken.
Voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden eindigen op een –d of een –t. Hierbij heb je de ’t Kofschip-spellingsregel’ weer nodig. (Weet je nog; als je –en van het hele werkwoord afhaalt, kijk je naar de laatste letter van het werkwoord. Zit deze in ’t kofschip (de o en i tellen niet mee) wordt het een –t, zit de letter niet in ‘t kofschip wordt het een –d. Zie nog even deel 22.
Dus:
– solliciteren –en –> solliciter: de r zit niet in ’t kofschip dus je schrijft: ik heb gesolliciteerd.
– tekenen –en –> teken: de n zit niet in ’t kofschip dus je schrijft: ik heb getekend.
– fietsen –en –> fiets: de s zit wel in ’t kofschip, dus je schrijft: ik heb gefietst.
Heb je vragen? Stel ze gerust via de contactpagina.
Tot gauw!
Hartelijke groet,